woensdag 21 april 2010

Martelaarschap IV

Het huwelijk is zoals de tegelvloer in de keuken: tegel ligt naast tegel gemetseld, tezamen vormen die tegels het patroon van bloemranken, nergens onderbroken of verstoord, tegels waar je met een moker op kunt slaan zonder dat er een barst in schiet, maar alles is onveranderbaar definitief en het gezellige dessin wordt metterjaren geeuwvervelend. (...) Het huwelijk is een 'iets', voorstelbaar als 'een ruimte', waar je blindelings de weg in weet, zoals 's nachts, zonder lichten aan te doen, in je eigen huis (en als je dit 's nachts kunt, kun je het ook overdag, zodat je in je eigen huis ook letterlijk blind zou kunnen zijn, zonder last te ondervinden van het stof op je eigen netvliezen). Seksualiteit vindt te gerechter tijden plaats, wel nog toegewijd en aandachtig, maar de vlam is eruit en het komt al voor dat je erbij aan andere dingen denkt. Het lichaam van de ander is je precies zo vertrouwd als je eigen lichaam, zodat je dus ook precies bent gaan weten welke houding, aanraking, handeling, schuiving de ander rust, vertrouwen, plezier verschaft, uitmondend in het zoveel duizendste orgasme sedert de allereerste keer, toen de hartstochten nog verzengend waren en de dorst naar elkaar onblusbaar. Zo is er ook het geestelijke contact nog: we kunnen nog met elkaar praten, maar de gesprekken kunnen worden ingedampt tot trefwoorden, - er is niets meer dat wij niet van elkaar weten of niet van elkaar zouden begrijpen. Waarover wij het eens zijn, zij wij het voorgoed eens, waarover wij het oneens zijn, voorgoed oneens. Onze verdrieten en angsten kunnen we elkaar nog voorleggen, leugens zijn er nog niet geweest, onverschilligheid is nog niet ingetreden, maar aan de zomen van dit alles is de lucht bezig te betrekken en pakken de schapenwolkjes zich tot cumuli samen. Nog dreigt er niets, maar het is of juist daarin de dreiging bestaat. Alles is in orde, maar de koestering van de zekerheid is aan het vervluchtigen.
(...)
Er is een hunkering in mij die ik niet adequaat kan definiëren. Enerzijds moet alles blijven zoals het is en mag er niets gebeuren dat de regelmaat bedreigt, laat staan verstoort, anderzijds wil ik dat in de saaie regelmaat verandering komt. Verliefdheid op een onaanwezig meisje, dat niet eens weet dat ik in mijn aansluipende ouderdom verliefd op haar ben, neemt mythische proporties aan.

(uit 'Het is niets', Jeroen Brouwers)