dinsdag 24 maart 2009

Scrabble

Woorden met hoge waarde die passeerden en bleven kleven op mijn tong/aan mijn oren/in mijn hoofd:

indolent - beduimeld - exuberant - ezelarij - virulent - joyeux - in situ - erotomanie - feeëriek - winterzonnewende - ingetogen - vulkanisch - fideel - autarkisch - geborneerd - onereus - beuzelarijen - criant - badineren - succulent - fabuleren - onttakeling - va-et-vient - calamiteiten - mindset - quidam - yuf - zambo - zanten - zanter - zeeg - zeikstraal - zeiksnor - zenit - inteelt - weelde - schaarste

Ze worden geheid één van mijn schrijfsels binnengesluisd binnenkort, willens nillens!

dinsdag 17 maart 2009

Kalme Chaos



Kalme chaos van wolken terwijl de zee
ongenadig raast. Tegenwind ligt ze.

maandag 9 maart 2009

Ik ben overspelig van nature

Le tango est une pensée triste qui se danse.
*
'Niet het schrijven is moeilijk,' zegt ze tegen de man in de stampvolle kroeg, 'maar het verlangen weerstaan om te schrijven als je niets te zeggen hebt. In die uren is de radeloosheid niet te verdragen.'
*
'Ik zou,' zegt ze tegen Hans, 'ten onder gaan aan het bedrieglijk aandringen van verlangen, als ik alleen was. Ik ben bij jou om mezelf te beschermen tegen mezelf. Dat is onaanvaardbaar; ik schuif jou de verantwoordelijkheid toe voor de rust in mijn leven. Als jij er niet zou zijn, zou ik ten onder gaan; als je er wel bent, verlang ik naar een leven in eenzaamheid. Ik lees te veel, luister te veel naar muziek, ik verlang te veel en te ongericht.'
*
Je kunt anderen geen inzichten bijbrengen die bij een oudere leeftijd horen. Iedereen betaalt bewustzijn als hij of zij aan de beurt is, nooit eerder.
*
Ik bén overspelig, denkt ze, zelfs als ik geen minnaar heb; ik ben overspelig van nature. Ik overweeg elke dag hoe het zou zijn niet in mijn eigen leven te leven.
*
De dagen waarop ze ziek is, komt er een vreemde helderheid over haar. Alsof het leven haar een opdracht geeft, die ze moet vervullen. Het is alsof haar eigen lichaam haar een straf oplegt die ze heeft verdiend. Het bonzen van haar hart, de koorts, de vlagen van misselijkheid, de moeizame ademhaling en de migraine.
*
De zwakste mensen zijn de afgunstigen; zij die zich verbijten omdat een ander vreugde kent die ze zelf hadden gewild. Ze richten ook het meeste onheil aan - niet zozeer door de verdachtmakingen die ze verspreiden om hun afgunst met redenen te omkleden, als wel door het stiekeme medelijden met zichzelf. Zo stichten ze overal verwarring, want hun emoties slepen anderen mee. Wanneer ze erin slagen de benijde medemens schade toe te brengen, schamen ze zich om hun heimelijke vreugde, zodat ze zich nu medelevend moeten tonen om hun genot aan het oog te onttrekken. Zo schommelt de afgunstige heen en weer, tussen verachting van de anderen en van zichzelf.
*
Niet de wil bepaalt het talent, maar de gevoeligheid. Dat dacht ze, ze wist dat het eigenlijk andersom moest, maar ze was weer in een sentimentele bui.
*
Ze zegt dat ze behoefte heeft aan alleen zijn, dat ze niet deugt voor het samenwonen, dat ze eigenlijk een gehuwde celibatair is, dat haar leven een vergissing is, dat hij haar beklemt, dat dat dat.
*
Ze leest ook hun brieven over en vreest dat de ban eigenlijk al gebroken is door de bekentenis; wat moet volgen is de banaliteit van de omhelzing, waarnaar ze hunkert.
*
Een soort koorts houdt hen beiden wakker 's nachts, maar dat weten ze amper van elkaar.
*
Ze voelt zich nog steeds uitgeput en gekneusd, overal waar hij haar heeft gekust, omhelsd, omkneld, gebeten, genomen. (...) Haar lichaam lijkt afgesloten voor elk ander gevoel dan dit nagloeien. Wat had het al die tijd tevoren gedaan? Domweg voor zichzelf verdergeleefd, terwijl zij ergens met epistolaire vleugels boven de wereld zweefde? Dat men op haar leeftijd nog zo kan worden meegesleept, ongelovig schudt ze het hoofd.
*
Dat was het hardste aan verlangen: dat ze iets zo onzichtbaars en toch alles innemends met zich droeg, en dat ze de vermoeidheid die het opleverde, koesterde als een onzinnige, die een ten dode opgeschreven mens kust en hem een lang en een gezond leven wenst.
*
Er zijn lange periodes waarin ze geen woord kan schrijven; alsof haar innerlijk dan potdicht zit. Het zijn goede periodes, vindt ze, het maakt haar sterk en rustig. Ze voelt zich dan eindelijk weer een normaal mens, bevrijd van de kwellingen en de chicanes die het schrijven telkens weer losmaakt in haar. Maar na een tijd begint het te knagen dat ze niets zinnigs uitricht, dat het huishoudelijke werk, dat dagenlang bevrijdend heeft aangevoeld, een sisyfusarbeid is, dat er niets van overblijft, en dat alles wat ze leest zich in haar opstapelt zonder dat er een ventiel is om er de geestelijke overdruk uit te laten. Ze voelt zich dan als een soort teek die bloed opzuigt en zwelt, en die na een paar weken op springen staat.
*
Misschien is de passie van een onmogelijke liefde altijd de voorbereiding op de eenzaamheid. Wie twee liefdes heeft, eindigt vaak alleen.
*
Het dagboek als geklets van een schuldige ziel. Schuldig aan mezelf, aan de wereld, aan het mijn mond niet kunnen houden, aan de overmaat van emotionele energie waaruit alle narigheid voortkomt.
*
Haar man kwam thuis. Welkom, zei ze, en ze meende het, uit de grond van haar hart. Welkom thuis. Ik ben twee mensen, liefste, en geen van beiden is mij. (...) Regenstrepen tegen de lage ochtendzon. Een regenboog. Kermis in de hel. Ik bedrieg mijn minnaar met mijn man.
*
Dat ze ooit in de dwaze illusie is kunnen trappen dat men het diepste, het beste van zichzelf onvoorwaardelijk zou kunnen delen, wat een stommiteit. (...) Ontrouw, schrijft ze in haar dagboek, ontrouw, adem van mijn leven.
*
Een passie is een explosie van mogelijkheden tussen twee mensen die niet voor elkaar zijn bestemd, en wier levens elkaar een tijdlang pijnlijk diep raken.
*
Weken kan ze verlangen naar het alleenzijn, het de anderen kwalijk nemen wanneer dat niet lukt, ze wordt ongelukkig van gepraat, van nabijheid; ze verstikt in de saaiheid van het alledaags kabbelen van het leven, ze verfoeit de regelmaat, de gebondenheid, het samenwonen. Ze pruilt en verzet zich, ze trekt tegen als een kledingstuk dat plakt en scheurt, ze is nors en ze koestert rancunes, het is duister om haar heen met de zon in huis.
*
Ik ben nooit een moeder geweest; ik ben een kind met een kind.
*
Ze heeft geen talent voor eenvoudig geluk. Het gedoemd zijn om te knoeien, het lot van iemand die zichzelf noodgedwongen schendt, haar drang om te willen weten wat niet te weten valt.

(uit 'Het Verborgen Weefsel' van Stefan Hertmans)