"Het lichaam van een zuigeling is natuurlijk een erg zwak en
onvolmaakt instrument en dit moet nu worden versterkt en ontwikkeld.
Deze taak pakt de natuur krachtig aan, want het kind brengt bijna al
zijn tijd door met eten en slapen, een eerste vereiste voor groei. Alleen
af en toe en kortstondig zien we dat het bewustzijn zich doet gelden.
Het lijkt te komen en te gaan. Het probeert zijn kleine instrument te
gebruiken, maar dit is nog te teer en zwak en onontwikkeld. Het beeld
dat het van deze wereld krijgt via de ‘vensters van de zintuigen’
is onduidelijk en wazig. Het bewustzijn staakt de poging en keert tijdelijk
terug naar zijn meer vertrouwde droomwereld, maar komt telkens weer
terug.
(...) Is er niet een opmerkelijke overeenkomst, maar werkend in de tegenovergestelde
richting, tussen het bewustzijn dat na de geboorte langzaam en geleidelijk
en met tussenpozen bezit neemt van het lichaam en datzelfde bewustzijn
dat langzaam en afwisselend onderbroken door steeds kortere terugkomsten,
zich bij het sterven geleidelijk uit het lichaam terugtrekt?"
(theosofie.net)