dinsdag 16 februari 2010

Fatal attraction


Fragmenten uit 'De borderline-dans', het relaas van Anthony Walker, een beginnende psychiater die een jaar een relatie had met een borderliner:

‘Ze is erg ziek en ernstig gestoord. Ze lijdt aan een borderline-persoonlijkheidsstoornis. Zorg dat je niet te veel bij haar betrokken raakt. Ze heeft je zelf verteld dat mannen haar altijd in de steek laten. Dat zie je makkelijk over het hoofd, want borderline-patiënten kunnen buitengewoon charmant en manipulatief zijn. Ze zal steeds meer van je eisen, als een parasiet, maar je zult haar nooit genoeg kunnen geven. Ze zal je leegzuigen en geestelijk kapotmaken.’

‘Reddingsfantasieën, de klassieke valkuil van de beginnende therapeut. Veel therapeuten denken dat ze hun borderline-patiënten kunnen genezen door simpelweg hun uiterste best te doen en door genoeg aandacht te geven. Deze beginnende therapeuten bemoeien zich aanvankelijk met alle aspecten van het leven van hun patiënt, zodat deze steeds afhankelijker van de therapeut wordt. De therapeut ontleent grote narcistische bevrediging aan zijn onmisbaarheid, maar raakt ook hevig teleurgesteld omdat alle inspanning nauwelijks verandering brengt. In de loop van de tijd raakt de therapeut opgebrand, hij krijgt langzamerhand een hekel aan de patiënt en beschuldigt die van onwil. Ten slotte kan de therapeut niet meer voldoen aan de volgens hem irreële eisen van de patiënt en breekt hij de therapie af. Door die verlating raakt de patiënt uiteindelijk nog meer gekwetst.’

‘Je bekommerde je altijd om de zwakste schepsels, de meest hopeloze gevallen,’ merkte mijn moeder op, terwijl ze een pot thee zette.

‘Verdoofd en verward reed ik naar huis. Ik voelde dat er een verrukkelijk verlies van controle ophanden was dat de voyeur in mij tot op het bot raakte. Dit was mijn eigen Fatal Attraction. Ik had altijd al van spannende situaties genoten, maar achteraf bezien waren die nooit echt gevaarlijk geweest. Deze keer was het anders. Nu had ik mijn controle verloren zonder dat ik wist of het wel goed zou aflopen. Het was gevaarlijk en opwindend, als een heimelijke rit in een achtbaan, bij donker wanneer het pretpark voor het publiek gesloten is.’

‘Drie maanden lang waren we onafscheidelijk. Soms leek het zelfs meer dan dat, bijna alsof we tot één wezen waren samengesmolten.’

‘Je weet dat ze niet met verlating kan omgaan,’, vervolgde haar moeder, ‘als je haar maar niet in de steek laat.’ Iets in dit gesprek bracht me in de war. Ik was helemaal niet van plan Jacqueline in de steek te laten, dus waar had ze het dan over? Ik had het gevoel dat ik gemanipuleerd werd. Mijn vriend had me gewaarschuwd voor manipulerende borderline-patiënten, maar over hun moeders had hij niets gezegd. Ik vond het vervelend dat zij mijn goede bedoelingen in twijfel trok. Ik vroeg me af of ze dacht dat ik Jacqueline gebruikte, dat ik alleen maar op een pleziertje uit was.’

‘Haar woede was omgeslagen in begeerte, maar zo ging het met Jacqueline altijd en deels daarom hield ik van haar. Ik kon high van haar worden alsof ik drugs gebruikte, ze kon me in extase brengen, maar net als bij drugs waren er ook talrijke dieptepunten. Dan stortte ik in en had ik haar nodig om me er weer bovenop te helpen.’

‘Ik stond op het punt psychisch in te storten. Door bij Jacqueline te zijn had ik de controle over mijn emoties verloren.’

‘Ik was blij, maar het leek wel of blijdschap niet meer een emotie was die ik zonder meer mocht ervaren. Ik moest het allemaal voor mijzelf rechtvaardigen. ‘Ik ben blij, omdat… Ik heb verdriet, omdat… Ik ben boos, omdat…’ Het natuurlijke komen en gaan van gevoelens van binnenuit, zonder een duidelijke aanleiding, was verdwenen. Als ik gelukkig was, voelde ik me soms schuldig, want Jacqueline kende dat gevoel nauwelijks.’

‘Er kwam een gevoel van totale verbijstering en woede over me heen, ze had een grens overschreden. Ik ging met gebalde vuisten op bed zitten en huilde om mijn verlies. Ik wilde haar laten voelen hoeveel pijn me dit deed, erger nog, op dat moment was ik degene die haar wilde kwetsen. De gedachte dat ik haar wel iets kon aandoen, ontnuchterde me. ‘Ze is ziek, ze is ziek, ze is ziek…’ zei ik steeds opnieuw bij mezelf. Ik slikte, alsof ik zo mijn woede diep in mijn buik kon laten verdwijnen.’

‘Ik voelde me leeg, ik voelde niets meer, dus had ik niets meer te geven. Ik begreep het niet. Ik kon me niet in haar lichaam transplanteren, dus hoe moest zij mijn liefde dan ooit innerlijk vasthouden? Ze vertelde me dat ze voelde dat ik van haar hield als we aan het vrijen waren, maar hoe verder ik van haar weg was, des te meer vervaagde dat gevoel. Ik bedacht dat ik alles had gegeven wat ik te bieden had en toen werd de paradox me duidelijk. Hoe meer ik gaf, des te meer eiste ze, omdat ik nooit werkelijk genoeg kon geven. Er ontbrak altijd iets aan. Om meer te kunnen geven, moest ik sterk zijn. Maar hoe meer ik gaf, des te zwakker en erbarmelijker voelde ik me. Het was gewoon onmogelijk.’

‘Steeds meer drong het tot me door dat die onzichtbare tekens van liefde niets voor haar betekenden. Ze kon ze niet internaliseren, omdat ze niet tastbaar waren. Het leek wel of ze niet bestonden.’

‘In het prille begin van onze relatie had Jacqueline me gevraagd haar te beloven dat ik haar nooit zou slaan. Het leek een merkwaardig verzoek, maar ze vertelde me dat al haar vroegere vrienden haar op een gegeven moment hadden geslagen. Ik kon me niet voorstellen dat ik haar ooit zou slaan en begreep evenmin dat een ander dat zou willen doen. Ik beloofde haar dat ik het nooit zou doen.’ (kort daarop slaat hij haar toch)

‘Het verloop van mijn dagelijks leven werd door haar stemmingen bepaald. Daar had ik geen enkele controle over. Als zij zich goed voelde, had ik rust. Als zij boos was, voelde ik me gespannen. Ik vroeg me af of dit de soort chaos was die zij van binnen voelde. Het was voor ons beiden ondraaglijk. Ik begon haar te begrijpen, maar het putte me uit. Hoe meer ik van mezelf gaf, des te meer verwachtte ze van me. Het leek wel of ze de lat op dat punt steeds hoger legde. En het einde ervan was niet in zicht, want het was nooit genoeg. Ze vond altijd dat ik wel nog iets meer kon geven.’

‘Eindelijk begon ik de realiteit van mijn situatie onder ogen te zien. Het had iets ironisch dat ik naar het land (USA) wilde gaan van de films die mijn gevoel voor romantiek en avontuur zodanig hadden aangesproken en beïnvloed dat ik mijn persoonlijke Fatal Attraction had gecreëerd.’

‘Ik had me laten misleiden door de overtuiging dat ik haar kon helpen. Ze had altijd beroep gedaan op mijn gevoel dat ik iets kon doen. Ze wist het en manipuleerde daarmee. En ik had haar ook gemanipuleerd. Ik had iemand nodig die mij nodig had, maar niet zo sterk als zij die behoefte had. Ik was emotioneel uitgeput. Ik at om mezelf te troosten, ik was dikker geworden, maar bleef me leeg voelen. Van mijn gevoel voor eigenwaarde en mijn wilskracht was bijna niets meer over. Het besef dat liefde alleen toch niet alle leed van de wereld kon opheffen, was daarbij voor mij ook nog eens heel teleurstellend. Ik moest de controle over mezelf herwinnen en haar niet meer toestaan mijn identiteit te bepalen.’

‘Ze had genoeg goede eigenschappen en we zouden samen best gelukkig kunnen worden, mits het slechte gedeelte maar kon worden verwijderd. Maar ik wist ook dat ze was wie ze was omdat ze beide kanten in zich had, en juist deze complexiteit had me betoverd en verwachtingen bij me gewekt.’

‘Toen ik haar moeder vertelde dat ik haar zou verlaten, begon ze te huilen. ‘Dit wordt haar dood. Ben je dan niet bang dat ze zelfmoord zal plegen? Je hebt haar trouw beloofd.’

‘Toen ik haar terugzag, besefte ik onmiddellijk dat de hoop dat ze misschien fundamenteel veranderd zou zijn, onterecht was. Ik zag in hoe zinloos onze relatie was. Ik werd overmand door verdriet. Onze relatie was dood. Ik was verliefd geweest op een droom, maar nu was de ochtend aangebroken en was ik klaarwakker.’

‘Na meer dan een jaar bijna geen ogenblik alleen te zijn geweest had ik het gevoel dat ik menselijk contact nodig had, zoals een drugsverslaafde zijn drugs. Ik probeerde voorzichtig nieuwe vriendschappen te sluiten, maar trok me onmiddellijk terug bij de kleinste toespeling op afhankelijkheid. Ik wantrouwde gewone vriendelijkheid, omdat ik die verwarde met de neiging tot manipulatie.’

Uit het nawoord: Iets wat de ene dag volkomen goed is, kan de volgende dag volkomen slecht zijn, en dit staat in verband met het probleem dat borderline-patiënten hebben met ‘objectconstantie’ – zij beleven de daden van anderen alsof die geen historische context hebben en ze missen een gevoel van continuïteit en consistentie ten aanzien van de mensen en de dingen in hun leven. Ze vinden het moeilijk een afwezige dierbare te ervaren als een innerlijk aanwezige, liefhebbende gestalte. Ze vinden het ook moeilijk alle daden van een persoon in de loop van een bepaalde periode als een geïntegreerd geheel te zien en hebben de neiging afzonderlijke daden te analyseren in een poging de afzonderlijke betekenis daarvan te ontrafelen. Mensen worden gedefinieerd op basis van hun laatste interactie met de borderline-patiënt.’

(naschrift van Rafaela: De auteur-psychiater-echtgenoot was een borderliner geworden. Ze had hem besmet.)