donderdag 24 september 2009

Bitterzoet

“Ik was niet tegen het huwelijk. Ik geloofde er zelfs in. Het was noodzakelijk om in een vijandige wereld ten minste iemand te hebben die je beste vriend was, iemand tegenover wie je je ten allen tijd loyaal zou gedragen, één mens die altijd loyaal tegenover jou zou zijn. Maar al die andere verlangens dan, die het huwelijk na een tijdje nauwelijks meer bevredigt? De rusteloosheid, de begeerte, dat kloppen in je buik, dat kloppen in je kut, dat verlangen om dichtgestopt te worden, om genaaid te worden in al je openingen, het hunkeren naar droge champagne en natte zoenen, naar de geur van pioenrozen op een dakterras op een avond in juni, naar het licht aan het uiteinde van de pier in Gatsby… eigenlijk niet eens zozeer naar die dingen zelf – want je wist best dat de zeer rijken een stuk saaier waren dan jij en ik – maar naar wat die dingen oproepen. De sardonische, bitterzoete woorden van een Cole Porter-song, de trieste sentimentele teksten van Rodger en Hart, al die romantische onzin waarnaar je met de ene kant van je wezen snakte en waar je aan de andere kant vinnig mee spotte.” (Erica Jong)