vrijdag 14 november 2008

Hij


Rafaela, 2008, aquarel & inkt op papier
Mijn man, mijn mal en manna, mijn bloed en bodem.
Zijn lichaam, een terrein waarvan de kaart open op tafel ligt.
Geen vergrootglas nodig, geen nood aan een kompas.
Elke vierkante meter heb ik reeds veroverd, verorberd.
Ik ken de weg van zijn vingers, zijn tong woont in mijn mond,
Elk haartje op zijn borst is geteld. Zijn geslacht, ik voel het nog amper.
Het heeft me zo vaak bezocht. Het is tot het mijne verworden.
Ik ben het huis dat hij uitentreuren heeft uitgewoond.
Zijn tred is mij vertrouwd. Zoals de stoflaag op ons lot.
Tot vervelens toe, de liefde. Lust en last. Mannenvrees en vrouwenrouw.
En als een ander mij aanraakt, dan schreit mijn lijf, dan schrijnt het diep in mij.
Geen ander laat ik toe. Elk vreemd vlees schreeuwt oneigenlijk.
Ik ben een juweelkever. Op drie poten. Met een schijn van doorlaatbaarheid.