woensdag 19 september 2012

Passionele ambiguïteit of de onnoemelijke ijdelheid van het trieste ras van nagelbijters

"Van de schrijvers zijn er types die ik buiten beschouwing zal moeten laten. Er is het type schrijver dat schrijft zoals een kantoorbediende zijn werk doet: van acht tot twaalf en van twee tot vijf, zoveel bladzijden per dag, zonder grote voldoening of grote tegenzin, efficiënt maar zelden briljant. En er is het type schrijver als Agatha Christie of P.G. Wodehouse, dat de grootste lol beleeft aan de creatie van fictieve werelden, en dat dan ook in een handomdraai hele boekenplanken kan volschrijven. Het schrijverstype dat ik op het oog heb wordt gekenmerkt door een soort passionele ambiguïteit tegenover het eigen schrijverschap. (...) Te verklaren, bij dit soort schrijvers, is het merkwaardige samengaan van volgende, tegenstrijdige elementen: de absolute innerlijke dwang tot schrijven, die zich uit in gevoelens van onrust, ontevredenheid en schuld bij langdurig niet-schrijven; het ontbreken, vervolgens, van nochtans elk plezier bij het schrijven zelf, de grote weerstand die bij elke zin, door sommigen bij elk woord moet worden overwonnen, en de vaak onoverkomelijke moeilijkheid om een begonnen werk ook af te maken; maar dan, ten slotte, de euforische vreugde, het dolzinnige geluk wanneer uiteindelijk toch een werk is afgeraakt, het gevoel van bevrijding en eeuwige gelukzaligheid, van nooit meer te moeten schrijven en dat wellicht ook nooit meer te zullen willen. Dit is het trieste ras van nagelbijters, dat zich niet goed voelt wanneer het niet schrijft, dat zich geen haar beter voelt wanneer het wél schrijft, en dat dus alleen dat korte moment voor ogen heeft van extatisch welbevinden bij het beëindigen van een werk. Weliswaar komt daar na verloop van tijd de bescheiden voldoening bij van een publicatie, het zielverheffende gevoel te worden gelezen en goed te worden gevonden, en de onnoemelijke ijdelheid zelf, in recensies en interviews, tot literair personage te worden gepromoveerd. En naarmate schrijvers moeizaam vorderen in hun schrijverschap leren ze ook, mét de knepen van het vak, hoe ze zichzelf moeten knijpen om wat minder moeizaam aan de gang te kunnen blijven. Maar dat neemt niet weg dat de meeste schrijvers het een ongelukkige omstandigheid blijven vinden dat men nu eenmaal moet schrijven om te kunnen 'geschreven hebben'."

Patricia de Martelaere in 'Een verlangen naar ontroostbaarheid'